vrijdag 27 februari 2015

“Postume dood” van Jo Claes


Volmaakt geluk is een illusie. Maar geen enkel leven is leefbaar zonder illusies… Misschien is de waarheid ook slechts een illusie, en is illusie een waarheid.”

Jaren geleden verliet de schrijver Herbert Hamelent onverwachts zijn vrouw en zoontje Joris om een nieuw leven te leiden in Duitsland. Joris heeft hem dat nooit vergeven. Brieven van zijn vader liet hij onbeantwoord. “De verloren vader”, de roman die hij toegestuurd kreeg, weigerde hij steeds te lezen.

Nu is Joris zelf volwassen en vader van een zoon. Wanneer hij bericht krijgt dat zijn vader overleden is, besluit hij om naar de begrafenis te gaan. Onderweg pikt hij de jonge Anita op, een liftster die vreemd genoeg heel veel over zijn vader blijkt te weten. Kan dit toeval zijn?

De vragen stapelen zich op bij Joris. Waarom verliet Herbert Hamelent zijn familie, wie was de blonde vrouw die hem zover bracht, hoe kwam hij aan zijn einde en welke rol speelt de mysterieuze Anita in het hele verhaal? Joris beseft dat hij eindelijk “De verloren vader” zal moeten lezen om een antwoord te vinden op zijn vragen. Heden en verleden, fictie en realiteit en uiteindelijk ook de levens van vader en zoon lopen in elkaar over.

Alweer een knappe, korte roman van Jo Claes uit zijn jonge jaren, lang voor hij zijn populaire misdaadromans begon te schrijven. “Postume dood” kun je lezen als een realistische roman. Maar als je weet dat Jo Claes zich graag bediende van het magisch-realisme, besef je dat je het boek ook op een andere manier kunt lezen, en dan krijgt het verhaal een heel nieuwe dimensie. Mysterieus, mooi en helder geschreven. Zo hebben we ze graag.

Jo Claes: Postume dood. Schoten, Hadewych, 1987, 140 blz.

maandag 23 februari 2015

“Dokter Simon Falbeck” van Clem Schouwenaars


“Niet om mij te verdedigen noch te rechtvaardigen – want dit is nutteloos – verkondig ik de mening dat er zowel goede als slechte moorden bedreven worden.”

Clem Schouwenaars is niet meteen de grootste naam uit de Vlaamse literatuurgeschiedenis, maar hij heeft wel een aantal opvallende romans en gedichten geschreven. Jaren geleden heb ik o.a. “Gras” en “Baldriaan” gelezen, en die zijn me toch wel bijgebleven. “Dokter Simon Falbeck” was zijn debuutroman uit 1962.

Aan het begin van de roman zit de joodse dokter Simon Falbeck een levenslange straf uit voor de moord op zijn vriend en collega Leopold Daelof. Vanuit zijn cel vertelt hij hoe het zo ver is kunnen komen.

Na een hevige ruzie tussen Falbeck en zijn vrouw Suzanne merkt hij dat zij toenadering zoekt tot Daelof. De twee beginnen een relatie en Falbeck moet dat lijdzaam ondergaan. Maar dan wordt Falbeck door Daelof verklikt en opgepakt door de Duitse bezetter. Hij wordt naar een concentratiekamp gestuurd, waar hij een jaar lang de zwaarste ontberingen moet doorstaan.

Deze ervaring heeft hem echter niet gebroken. Bij zijn terugkeer voelt hij zich sterker – hij is ervan overtuigd dat een dergelijke ervaring hem niet klein kan krijgen. Maar dan wordt hij het slachtoffer van een reeks lasterpraatjes, die zijn carrière doen kelderen. Falbeck ziet hierin een nieuwe poging van Daelof om hem ten gronde te richten. De stoppen slaan door.

Met zijn verhaal probeert Falbeck de lezer ervan te overtuigen dat sommige misdaden te rechtvaardigen zijn. Of dat zo is, zal de lezer zelf moeten bepalen, maar – zoals Falbeck zegt – “Ik ben er (…) van overtuigd dat de uitspraak anders zou hebben geluid, als ik gestaan had voor mensen die mij hadden begrepen omdat zij hetzelfde ervaren hadden.”

Het taalgebruik is soms wat hoogdravend en vandaag de dag klinkt dat misschien een beetje ouderwets, maar storen deed me dat niet echt. Een knappe, korte roman, die de lezer doet nadenken.

Clem Schouwenaars: Dokter Simon Falbeck, Schoten, Hadewych, 1984, 108 blz.
Oorspr. uitgave: 1962

zondag 22 februari 2015

“The Winter King” van Bernard Cornwell


(Ned.: “De winterkoning”)

“The horn sounded a third time, and suddenly I knew I would live, and I was weeping for joy, (…). For Arthur, at last, had come.”

Ik ben al lang gefascineerd door Koning Arthur en ik vind het dan zelf ook verwonderlijk dat ik nog nooit een van de vele boeken over deze legendarische figuur heb gelezen. Films en tv-series genoeg, maar de boeken heb ik om een of andere reden steeds links laten liggen. Tot nu dus. “The Winter King” van Bernard Cornwell, het eerste deel van zijn “Warlord Chronicles”-trilogie, moest eraan geloven.

Bernard Cornwell probeert los te komen van de mythologie rond Arthur en een beeld te geven van wat er echt gebeurd zou kunnen zijn. ‘Zou’, want Cornwell geeft in zijn nawoord toe dat er bijzonder weinig geweten is over deze periode van de geschiedenis, de vroege zesde eeuw, toen de Romeinen Brittanië net verlaten hadden.

Arthur is in deze versie geen koning. Als bastaardzoon van de Hoge Koning Uther kan hij geen aanspraak maken op de troon en hij wordt zelfs door Uther verbannen naar Armorica (= Bretagne). Maar wanneer de koning sterft is zijn erfgenaam, zijn kreupele kleinzoon Mordred, nog slechts een baby. Arthur wordt aangeduid als een van de beschermers van Mordred én van de kroon.

Arthurs grootste wens is om Brittannië te verenigen om zo de Saksische invasie te kunnen stoppen. Hij heeft hier alles voor over, maar het is precies zijn onverwachte keuze om met de mysterieuze Guinevere te huwen, die de verdeeldheid nog aanwakkert. Brittanië vervalt in een nog grotere chaos.

De verteller in deze versie is de monnik Derfel Cadarn. Geboren als slavenkind werd hij onder de hoede genomen van Merlin en hij groeide op in de bizarre huishouding van de druïde, temidden van misvormde wezen en vreemde creaturen. Later zal hij een van de vertrouwelingen van Arthur worden.

De ‘bekende’ personages zijn heel anders dan we ze kennen uit de legendes. Arthur is zoals gezegd geen koning, maar een krijgsheer. Een charismatisch personage, met een grote verantwoordelijkheidszin, die voortdurend op zijn ene grote zwakheid botst: zijn fascinatie voor Guinevere. Merlin is een druïde, wiens enige bekommernis is om de Oude Goden te herstellen. Zijn trouw aan Arthur wordt dan ook regelmatig in vraag gesteld. Hoewel Merlin wordt ontdaan van zijn ‘magie’ (alles krijgt hier een realistische verklaring) is hij een larger-than-life personage, dat meteen alle aandacht opeist. De grootste verrassing is waarschijnlijk de figuur van Lancelot, die in deze roman wordt voorgesteld als een ijdele, leugenachtige lafaard.

“The Winter King” is een schitterende roman, volgestouwd met intriges, bloederige actie, een vleugje horror (de scènes op het “Eiland van de Doden” zijn onvergetelijk) en romantiek. De sfeerschepping is geweldig, de personages staan als een huis. Dit boek smeekt gewoon om een verfilming. Die zou helemaal niet misstaan naast populaire series als “Game of Thrones” en “Vikings”.

Mijn recensie van het tweede deel:  Enemy of God
en van het derde deel: Excalibur

 Bernard Cornwell: The Winter King. London, Penguin, 2011, 495 p.
Oorspr. uitgave: 1995

zaterdag 14 februari 2015

"Tigana" van Guy Gavriel Kay


(Ned.: “Tigana”)

“There are no wrong turnings. Only paths we had not known we were meant to walk.”

De griep is in het land. Ik kan erover meepraten. Maar liefst twee keer op twee weken tijd werd ik geveld door de snoodaard. “Mooi zo,” hoor ik sommigen al denken, “dan had je tijd om wat te lezen.” Ja, dat dacht ik toen ook, dus ik koos een lekker dik fantasyboek uit om de dagen op te vullen: “Tigana” van Guy Gavriel Kay.

Maar dat viel dus tegen. Na, tussen de hoest- en niesbuien en koortsige periodes door, zo’n 400 bladzijden gelezen te hebben, realiseerde ik me dat ik me nog nauwelijks herinnerde wat ik precies gelezen had. Ik heb volgehouden en heb ook de volgende 400 bladzijden doorworsteld, maar erg genoten heb ik niet.

Niet dat het aan het boek zelf ligt. “Tigana” vertelt het intrigerende verhaal van een land dat wordt veroverd door de machtige tovenaar-koning Brandin. Maar tijdens de gevechten verliest hij zijn zoon. In razernij vervloekt Brandin Tigana: de naam van het land kan vanaf nu door niemand meer gehoord of uitgesproken worden. Enkel de oorspronkelijke inwoners van Tigana behouden de herinneringen aan hun land. Jaren later trekt een groep revolutionairen ten strijde om het bestaansrecht van Tigana terug op te eisen.

Ik weet nu dus hoe het boek eindigt, maar hoe alles in elkaar past en wie precies welke rol speelt in het geheel, daarvan is veel mij ontgaan. Bizar, aangezien dit een verhaal is dat precies gaat over herinneringen. Het lijkt wel alsof dit boek voor mij ook vervloekt is…

Ik ga deze monumentale roman zeker nog eens lezen, want ik voel gewoon dat dit heel erg goed is. Maar dan eens een keertje wanneer ik niet ziek ben…

Guy Gavriel Kay: Tigana. London, Harper, 2011, 793 p.
Oorspr. uitgave: 1990

“Tirtha” van Sterre Carron


Het was niet te geloven, maar toch was het zo. Er was alweer een meisje verdwenen.

“Tirtha” is Sterre Carrons tweede roman, en meteen ook de tweede rond hoofdinspecteur Rani Diaz. Het valt meteen op wat een sprong voorwaarts de auteur heeft gemaakt sinds haar debuut. De verschillende personages komen beter uit de verf, het verhaal is complexer, geloofwaardiger en het gaat allemaal iets dieper dan het debuut.

Jaren geleden verdronk Diaz’ zusje Teresa toen zij op haar moest letten. Nu lijkt de geschiedenis zich te herhalen. In en rond Mechelen verdwijnen jonge meisjes. Onder hen ook Romy, het jongste zusje van Rani. Rani’s frustratie is dan ook groot als ze van de zaak wordt gehaald en een andere zaak krijgt toegewezen. Maar stilaan blijkt dat de verschillende zaken op een bizarre manier met elkaar verweven zijn.

Kindermisbruik als thema opvoeren is een tweesnijdend zwaard: het lokt bij de lezer meteen sterke gevoelens op – kinderen laten weinigen onberoerd – maar het kan ook enorm gaan tegensteken als het wat te banaal wordt behandeld. De auteur weet hier de juiste balans te vinden, vooral dan door de persoonlijke betrokkenheid van Rani Diaz maximaal uit te spelen.

In mijn bespreking van “Mara” had ik al een paar kritische puntjes opgesomd en sommige gelden nog steeds: enkele storende spelfoutjes (‘prostituee’ wordt nog altijd als ‘prostitué’ geschreven), het gebruik van een aantal banale woorden die volgens mij niet gebruikt worden door mensen ouder dan 12, een paar uitdrukkingen die wat te ‘Hollands’ aandoen,… Maar ik moet toegeven dat dit alles mij ditmaal nauwelijks stoorde. Al bij al is dit een (nog) beter boek dan “Mara”.

Geen uitzonderlijke roman, maar wel een sterke, vlot geschreven en spannende thriller die de lezer tot het einde in de ban houdt. Meer moet dat niet zijn.

Sterre Carron: Tirtha. Blaricum, NAU, 2014, 368 blz.

zaterdag 7 februari 2015

“De dag dat we Andy zijn arm afzaagden” van Marnix Peeters


“Roes of niet, Andy leek er niet veel plezier aan te beleven (…) Het was al goed dat hij het bloed niet kon zien dat uit de zaagsnede alle kanten uit spoot (…)”.

Marnix Peeters was voor mij een nobele onbekende toen hij zich in het quizprogramma “De slimste mens” bijzonder positief deed opmerken. Dat deed mij een korte speurtocht ondernemen naar zijn werk (drie romans tot hiertoe, zo blijkt). Als ik dan hoorde dat zijn werk met dat van John Irving wordt vergeleken, spitsten mijn oren zich. Een groter compliment bestaat er voor mij niet. Beginnen bij zijn debuut leek mij een logische keuze.

“De dag dat we Andy zijn arm afzaagden” is een moderne schelmenroman. Het is een bevreemdend sprookje over de jonge, naïeve Werner, die door zijn vader wordt achtergelaten bij de gezusters Crique, een stel bijzonder onaangename oudere dames die er een wel heel opmerkelijke levensstijl op nahouden. Laat me het er bij houden dat er heel wat fecaliën, braaksel, afgezaagde ledematen, rottende lijken en andere onwelriekende zaken bij komen kijken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Werner beslist op te stappen en, in het gezelschap van de vadsige, driepotige beer Orzas, de wijde wereld in te trekken. Enkel om daar met al even onappetijtelijke affaires geconfronteerd te worden; de seksuele en andere perversiteiten volgen elkaar in recordtempo op. Maar, zo ontdekt hij, er is niet enkel kommer en kwel in de wereld, ook de ware liefde kan er gevonden worden – en ook weer kwijtgespeeld.

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: een nieuwe Irving is hier niet geboren. De combinatie van groteske humor en tragiek (en, niet te vergeten, de aanwezigheid van een beer als een van de personages) mag dan wel even aan de grootmeester doen denken, maar daar blijft het dan ook bij. Het veelvuldig gebruik van woorden als ‘kak’, ‘stront’, ‘kots’, ‘vuile knapenreet’ en dergelijke doen me eerder denken aan Herman Brusselmans, maar de eerlijkheid gebiedt mij om toe te geven dat ik niet echt kan vergelijken, omdat ik nooit verder dan een paar hoofdstukken in een Brusselmans geraakt ben. De schrijfstijl vraagt wat gewenning. Peeters begint vaak een zin, om dan beschrijvingen, dialogen, geluidsnabootsingen, gedachten en bedenkingen aaneen te rijgen, zodat je vaak zinnen van een hele bladzijde of langer voorgeschoteld krijgt. Het minste dat je kunt zeggen, is dat dit een bevreemdende leeservaring is.

Een heel grappige roman (hoewel die overdreven vuilbekkerij voor mij niet hoeft), en bij momenten zelfs waarlijk ontroerend, maar ik ben er voor mezelf nog niet echt uit of ik dit nu een geweldig boek vind, of een wansmakelijk gedrocht. Of misschien hou ik gewoon stiekem wel van wansmakelijke gedrochten…

Marnix Peeters: De dag dat we Andy zijn arm afzaagden. Amsterdam, Prometheus, 2014, 280 blz.
Oorspr. uitgave: 2012