zaterdag 27 december 2014

“Schuld en boete” van F.M. Dostojevski


“Ach kom nou toch, wie waant zich dezer dagen in Rusland geen Napoleon?”


Tijdens mijn studententijd kocht ik een hele resem literaire klassiekers – waarvan ik vond dat elk zichzelf respecterend lezer ze in huis moest hebben. Daar waren ook ‘De idioot’ en ‘De speler’ van Dostojevski bij. Maar net als heel wat andere van die romans, liggen ze nog ongelezen op mijn boekenzolder. “Schuld en boete” kocht ik jaren later, toen dat werd heruitgebracht in de ‘Verboden Boeken’-reeks van De Morgen. Ik was vastbesloten om eindelijk deze grote auteur te lezen, maar het heeft dan nog ruim 10 jaar geduurd vooraleer ik eraan begon. Tja, dit zijn nu eenmaal boeken die je niet zomaar eventjes tussendoor leest.

“Schuld en boete” is een misdaadverhaal. Het draait allemaal rond de gruwelijke moord op twee oudere dames. Maar het is geen klassieke whodunnit. We kennen van bij aanvang de dader: Rodion Romanovich Raskolnikov is een knappe en intelligente, aan lager wal geraakte jongeman en we volgen het verhaal vooral vanuit zijn perspectief. Het is in de eerste plaats de filosofie achter de misdaad die centraal staat.

Voor Raskolikov is de mensheid opgedeeld in twee klassen. De grote massa behoort tot de eerste klasse: de gewone mensen, die de wet horen te volgen en gestraft moeten worden als ze die wet overtreden. Maar er is ook nog een tweede klasse: de ‘buitengewone’ mensen, die de capaciteit hebben om de wereld te veranderen. Voor hen geldt de wet niet; zij mogen misdaden plegen, of zijn daar zelfs moreel toe verplicht, als dat ten goede komt aan het ‘grotere goed’. Napoleon was volgens hem één van deze uitzonderlijke personen – hij was verantwoordelijk voor miljoenen doden, maar voor hem worden standbeelden opgericht. Raskolnikov ziet zichzelf graag ook als één van deze uitzonderlijke mensen. Zijn misdaad moet in dit kader worden gezien. De roman staat dan ook vol filosofische dialogen tussen Raskolnikov en de andere personages, waarin hij zijn theorie probeert te verdedigen, zonder zichzelf te verraden. Raskolnikov begint meer en meer erratisch gedrag te vertonen en verzinkt stilaan in een vorm van waanzin. Hij begint te beseffen dat hij wellicht niet de ‘buitengewone’ persoon is die hij zichzelf waande. Het is echter pas zijn ontmoeting het jonge meisje Sonja, op wie hij verliefd wordt, die hem doet inzien dat hij ook boete zal moeten doen voor zijn misdaad.

Dostojevski overlaadt ons met emoties. De personages (en dan vooral Raskolnikov zelf) beleven de diepste depressies en de meest gelukzalige momenten, en alles daartussenin – soms zelfs op enkele bladzijden tijd. Je moet wat geduld hebben als je dit boek wilt lezen – dit is zware kost. De taal is natuurlijk niet modern, de dialogen zijn niet van deze tijd en je moet je soms door de bladzijdenlange monologen werken. Tja, dit boek dateert dan ook al van 1866. Toch vond ik “Schuld en boete” heel toegankelijk en behoorlijk vlot leesbaar en ik was van bij het begin al gefascineerd door Raskolnikov en zijn bizarre theorie. Een dergelijke klassieker lezen vraagt wat inspanning en doorzettingsvermogen, maar het loont.

F.M. Dostojevski: Schuld en boete. De Morgen, 2003, 570 blz.

zaterdag 20 december 2014

“En toen schiep God Kevin” van Bart Debbaut


“(…) een grapje mag. Maar lachen om en met God is dansen op een slappe koord.”

De spot drijven met God, met Jezus en met het geloof, dat is exact wat Bart Debbaut doet in zijn nieuwste boek. Als overtuigd christen voel ik mij aangesproken. Bovendien sleurt hij ook nog eens wijlen Koning Boudewijn door het slijk, enkel en alleen omdat die als heel vroom persoon een belangrijk symbool was voor de Belgische gelovigen. Als Debbaut een gelijkaardig boek had geschreven met de titel “En toen schiep Allah Mohammed II” zou er al lang een fatwa over hem zijn uitgesproken. Voor iets dergelijks hoeft hij zich nu geen zorgen te maken. Veel overtuigde gelovigen zijn er niet meer, en degenen die er nog zijn, zijn makke lammetjes, die dit alles over zich heen zullen laten komen. Debbaut kiest ervoor de lachers op de hand krijgen, in plaats van respect te tonen voor ieders geloof. Gemakkelijk en goedkoop, dat is het. Een schande, mijnheer Debbaut!

Dat ZOU een reactie kunnen zijn na het lezen van deze roman. Maar je zou de bal compleet misslaan, én heel wat plezier mislopen. Dit boek is géén aanval op het geloof of de gelovigen; dit is een dolkomische en pretentieloze, 'hemelse' afspiegeling van onze maatschappij.

In “En toen schiep God Kevin” voert Debbaut een teleurgestelde God ten tonele, die besluit om Zijn Zoon terug naar de aarde te sturen. Maar Jezus weigert. Hij wil niet nog een keer opdraaien voor de grillen van Zijn Vader. God is genoodzaakt om een plan-B uit te voeren: Zijn tweede zoon, Kevin, zal op aarde geboren worden om de wereld wakker te schudden en het ware geloof terug aan te wakkeren. Niet in Bethlehem dit keer, neen. In Tienen, in het onooglijk kleine landje België.

God is in Debbauts boek een despoot die ook in de hemel Zijn Almachtigheid langzaamaan ziet afbrokkelen; ongeduldig en vooral intolerant en bijzonder snel op Zijn Heilige Tenen getrapt, met meer aandacht voor een ingegroeide teennagel dan voor de meningen en gevoelens van anderen. Jezus is koppig, nukkig, jaloers, maar vooral hunkerend naar de liefde en aandacht van Zijn Vader. En dan is er Kevin, die als ‘gewone’ tiener aan zijn schijnbaar onmogelijke missie begint, samen met een paar ‘losers’ als apostelen. Hij zal snel leren wat het betekent om 'uitverkoren' te zijn.

Kevin beweegt zich in een herkenbare wereld. Debbaut haalt heel wat gebeurtenissen aan die nog fris in het geheugen liggen, vertrouwde plaatsen en situaties passeren de revue en hij voert een resem bekende Vlamingen en Belgen ten tonele. Dat alles zal vooral voor de Vlaamse lezer voor een spervuur van herkenning zorgen, die enorm contrasteert met het irreële van Kevins Goddelijke Missie en dat zorgt dan ook voor heel wat hilarische toestanden. Geloof me, ik heb heel de tijd met een bijzonder brede glimlach zitten lezen!

Na twee voor mij emotioneel nogal zware boeken, wou ik iets luchtigs lezen, en deze “En toen schiep God Kevin” was daar perfect voor. Wie zoekt naar iets ongecompliceerds met vooral kolderieke humor, vindt in dit boek zeker zijn gading. Wie graag dat ietsje meer meer uit zijn lectuur haalt, kan hier tussen de lijnen door ook een flinke dosis maatschappijkritiek aantreffen en de pertinente vraag: ‘wat kan het geloof in onze moderne maatschappij nog betekenen?’ Prima werk, mijnheer Debbaut!

Bart Debbaut: En toen schiep God Kevin. Tielt, Lanoo, 2014, 263 p.

zondag 14 december 2014

“The Boy In The Striped Pyjamas” van John Boyne


(Ned.: “De jongen in de gestreepte pyjama”)

"Those people... well, they're not people at all, Bruno."

Bruno is 9 en hij heeft het volgens hem helemaal gemaakt. Samen met zijn ouders en zijn zus (die wel een ‘hopeloos geval’ is) leeft hij een onbezorgd leventje in Berlijn, in een groot huis (met 5 verdiepingen!). Hij heeft maar liefst drie vrienden-voor-het-leven. Wat meer kun je wensen? Maar dan krijgt zijn vader van de ‘Fury’ een nieuwe job aangeboden in ‘Out-With’ en moet het gezin verhuizen. Weg van de grote stad, waar er altijd wel iemand was om mee te praten of te spelen, naar het ‘platteland’. Uit het raam van zijn nieuwe kamer ziet hij echter geen koeien, varkens, schapen en paarden, zoals hij verwacht had, maar mensen. Honderden, duizenden mensen die achter hoge hekken en prikkeldraad wonen en die allemaal dezelfde kleren dragen. Bruno raakt geobsedeerd door die ‘andere wereld’ vlak naast hun huis en de mensen en kinderen die daar leven. Hij sluit vriendschap met één van hen: Shmuel, de jongen in de gestreepte pyjama.

Na de aanstelling van zijn vader als kampcommandant in Auschwitz, verandert het onbezorgde leventje van Bruno volledig. We volgen het verhaal vanuit zijn perspectief. Met kinderlijke onschuld beschrijft hij de gebeurtenissen om zich heen, die hij niet kan begrijpen. Als lezer beseffen wij echter maar al te goed wat er aan de hand is - de onbeschrijflijke gruwel zit juist in wat er NIET verteld wordt. Het is precies de tegenstelling tussen de aandoenlijke onwetendheid van Bruno en de harde realiteit die wij kennen, die deze roman zo bijzonder maakt.

Dit is het derde boek van John Boyne dat ik lees (na “The Congress of Rough Riders” en “This Hause is Haunted”). Drie totaal verschillende boeken, waarvan dit veruit het beste is. Als je na het schokkende en hartverscheurende slot niet op z'n minst een serieuze krop in de keel krijgt, weet ik het ook niet meer …

John Boyne: The Boy in the Striped Pyjamas. London, Black Swan, 2007.

dinsdag 9 december 2014

"De Dwaling" van Jo Claes


“Schrijven is een weg door de hel, geplaveid met ontgoochelingen. Het is een bezetenheid, een levenslange straf, een vervloeking als de erfzonde.”

“Voor Edwin,
Ter herinnering aan de 50ste Boekenbeurs.
Van harte,
Jo Claes,
A’pen, 8.XI.’86”

“De Dwaling” was het eerste boek dat ik ooit op de Boekenbeurs heb laten signeren, bijna 30 jaar geleden. Ik herinner het mij nog goed: ik dwaalde daar wat rond, zoekend naar interessant leesvoer. Ik was vastbesloten om een gesigneerd boek mee naar huis te nemen. En daar zat hij, een beetje zielig, alleen … Jo Claes, toen nog een jonge en onbekende auteur, die daar poogde om zijn tweede boek te promoten, dat mij wel wat leek. Het was hij of Jos Vandeloo.
Onlangs vond ik dit boekje terug in een stapel vergeten lectuur. Ik herinnerde mij er niet veel meer van, behalve dat het een mysterieus verhaal was, dat zich afspeelde in een bibliotheek en dat er een duidelijke link was met het “Inferno” van Dante. En dat ik het goed moet gevonden hebben, want ik heb het destijds genomineerd in een boekenpoll van de studentenclub.

Na de tragische dood van zijn vrouw, is de door schuldgevoel geteisterde schrijver Samuel Durant genoodzaakt een nieuwe baan te zoeken. Hij is dan ook niet al te enthousiast wanneer hij een positie krijgt aangeboden als bibliothecaris in het niet nader genoemde plaatsje T. En van bij het begin valt het inderdaad tegen. De hopeloos verouderde bibliotheek is ondergebracht in een oud, donker, krakend gebouw, waar de verwarming voortdurend uitvalt. Lezers zijn er nauwelijks. De werknemers zijn moe en uitgeblust, alsof ze allen zitten te wachten op het einde. Op de koop toe blijkt al snel dat er oude, waardevolle boeken verdwijnen.

Durant besluit op zoek te gaan naar de verdwenen boeken en zoekt zich een weg door het duistere labyrint van de bibliotheek. Hij ontdekt verlaten gangen; in de stoffige ruimtes hangen schilderijen die afschrikwekkende taferelen en gruwelijke gedrochten afbeelden. Hoe dieper hij zich in de gebouw begeeft, hoe bevreemdender en angstaanjagender het wordt. Waar zijn de boeken naartoe? Wat is dat aanhoudende gebonk dat uit de ingewanden van het gebouw lijkt te komen? En wie is de mysterieuze stoker, die in de katakomben van het gebouw zou leven, maar die niemand ooit te zien krijgt?

De speurtocht van Durant in de bibliotheek is een zoektocht in zichzelf. Het is zijn queeste om te leren omgaan met het verlies, de pijn, met het schuldgevoel. En wat hij ontdekt is allesbehalve mooi. Maar hij zal het moeten ondergaan om loutering te vinden …

Jo Claes, die tegenwoordig vooral bekend is als auteur van misdaadverhalen, begaf zich met “De Dwaling” in de voetsporen van Johan Daisne en Hubert Lampo. Een magisch-realistische novelle, die geschreven is in een bijzonder krachtige, poëtische taal, die bol staat van de symboliek. Maar de stijl van Claes blijft steeds helder en toegankelijk – wat bij zijn voorgangers niet altijd het geval was.

Na herlezing laat “De Dwaling” bij mij nog een verpletterendere indruk na dan de eerste keer. Misschien omdat ik zovele jaren later zelf in zo’n onontwarbaar, donker labyrint terecht ben gekomen? De roman (novelle eigenlijk - het boekje telt slechts 95 bladzijden) is al lang niet meer verkrijgbaar, maar als je hem ooit tweedehands op de kop zou kunnen tikken … doen!

Jo Claes: De Dwaling. Schoten, Hadewych, 1986.


zondag 7 december 2014

"Dodendans" van Christian De Coninck


“Er komt een tijd dat we deze miserie zullen vergeten.”

Bij het begin van het jaar 2014 had ik me voorgenomen om ook op de herdenkings-kar te springen en ten minste één boek over de Eerste Wereldoorlog te lezen. Ik heb hier een paar non-fictieboeken liggen die ik zou willen doorploeteren en ook romans als “All Quiet on the Western Front”, “Birdsong” en “Regeneration” staan al een paar jaar in mijn boekenkast te wachten om gelezen te worden. Het heeft echter tot december geduurd vooraleer ik eraan begon en het is dan nog iets heel anders geworden: “Dodendans” van Christian De Coninck.

1917. Oud-politiecommissaris Lodewijk Pynaert, die als kapitein aan het front dient, krijgt een nieuwe opdracht voorgeschoteld. Niemand minder dan Koning Albert I vraagt een onderzoek naar de moord op een prostituee. Hij vreest namelijk dat iemand uit zijn entourage wel eens de dader zou kunnen zijn en dat zou ook hem in opspraak kunnen brengen. Pynaert is de geknipte man om het mysterie op te lossen.

“Dodendans” wordt opgebouwd als een traditionele whodunit: de speurder en zijn team onderzoeken een moord op een jonge vrouw. Verdachten worden op- en weer afgevoerd en zowel de speurders als de lezers worden regelmatig op het verkeerde been gezet. Niets nieuws onder de zon, dus, wat dat betreft en het mysterie dat de lezer wordt voorgeschoteld, was ook niet hetgeen mij het meest boeide. Maar het is de achtergrond van de Eerste Wereldoorlog die deze roman bijzonder maakt. De Coninck doet zijn best om net voldoende informatie over deze donkere periode uit de geschiedenis op de lezer los te laten, zonder het verhaal te doen stokken. De mijmeringen over de zin en de onzin van oorlog geven het boek bij momenten een wat weemoedige sfeer. Toch is de stijl overwegend lichtvoetig – soms zelfs wat simplistisch. Er zijn weinig beschrijvingen en het verhaal wordt vooral voortgestuwd door dialogen. Harde onderwerpen als moord, incest en kindermisbruik worden niet echt uitgediept, waardoor het boek nooit erg zwaar wordt. Als dat toch dreigt te gebeuren, is er nog steeds Cyriel, de jonge en naïeve ordonnans van Pynaert, die voor de nodige humoristische toestanden zorgt.

Geïnspireerd door een bezoek aan het In Flanders Fields museum en gebaseerd op intensieve research, heeft Christian De Conink met “Dodendans” een zeer verdienstelijke historische misdaadroman afgeleverd. 

“The Hundred-Year-Old Man Who Climbed out of The Window and Disappeared” van Jonas Jonasson

(Ned: "De honderdjarige man die uit het raam klom en verdween")


“If you want to kill me, you’d better hurry, because I’m 100 years old.”


Allan Karlsson wordt honderd en dat moet gevierd worden. Alleen … Allan zelf ziet dat niet echt zitten. Hij besluit om stiekem het rusthuis te verlaten en de wijde wereld in te trekken. Het duurt echter niet lang of hij komt in conflict met een criminele bende.
Maar zelfs een honderdjarige mag nooit onderschat worden, zeker niet als die Allan Karlsson heet. Een koelruimte en olifantenmest (!) zijn slechts enkele van de wapens die hij (al dan niet bewust) inzet om zijn belagers af te houden.
In de tussenliggende hoofdstukken wordt het levensverhaal van Allan verteld. Al van kleinsaf wordt het duidelijk dat hij in één ding bijzonder goed is: dingen opblazen. Het is ook precies die unieke vaardigheid die hem in contact brengt met enkele grote historische figuren: Generaal Franco, Harry Truman, Mao Tse-Tung, Stalin, de Gaulle … Wars van alle ideologieën is er maar één criterium waarmee Allan anderen beoordeelt: als ze maar vriendelijk zijn en bereid zijn een paar glaasjes met hem te drinken, zijn ze wel OK en wil hij best zijn explosieve kennis met hen delen. Wie dat niet is, zal het geweten hebben. Op die manier beïnvloedt Allan op een niet mis te verstane manier de geschiedenis.
Naast die historische figuren ontmoet Allan nog heel wat kleurrijke personages: de Anglicaanse priester, die op een éénmansmissie is om heel Iran te bekeren, Herbert Einstein, broer van en even dom als zijn broer slim is en, niet te vergeten, de olifant Sonya. Allan zelf is goedmoedig, altijd opgewekt en een tikkeltje naïef. Echo’s van “Forrest Gump” en Chance uit “Being There” zijn nooit ver weg.
Je merkt het al: een geloofwaardig verhaal moet je hier niet zoeken. Dit is over-the-top amusement, met absurde toestanden en hilarische personages. De auteur weet precies de juiste toon te vinden: onderkoelde, zwarte humor die mij in ieder geval enorm goed ligt. Ik heb onwaarschijnlijk hard genoten van dit boek.
Een opmerkelijk debuut van de Zweedse auteur Jonas Jonasson, dat zonder twijfel hoog zal eindigen in mijn eindejaarslijstje. Een moderne pikareske roman die je moet gelezen hebben.