“Roes of
niet, Andy leek er niet veel plezier aan te beleven (…) Het was al goed dat hij
het bloed niet kon zien dat uit de zaagsnede alle kanten uit spoot (…)”.
Marnix Peeters was voor mij een nobele
onbekende toen hij zich in het quizprogramma “De slimste mens” bijzonder
positief deed opmerken. Dat deed mij een korte speurtocht ondernemen naar zijn
werk (drie romans tot hiertoe, zo blijkt). Als ik dan hoorde dat zijn werk met dat van
John Irving wordt vergeleken, spitsten mijn oren zich. Een groter compliment bestaat er voor mij niet. Beginnen bij
zijn debuut leek mij een logische keuze.
“De dag dat we Andy zijn arm afzaagden” is een
moderne schelmenroman. Het is een bevreemdend sprookje over de jonge, naïeve
Werner, die door zijn vader wordt achtergelaten bij de gezusters Crique, een
stel bijzonder onaangename oudere dames die er een wel heel opmerkelijke
levensstijl op nahouden. Laat me het er bij houden dat er heel wat fecaliën,
braaksel, afgezaagde ledematen, rottende lijken en andere onwelriekende zaken
bij komen kijken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Werner beslist op te
stappen en, in het gezelschap van de vadsige, driepotige beer Orzas, de wijde
wereld in te trekken. Enkel om daar met al even onappetijtelijke affaires
geconfronteerd te worden; de seksuele en andere perversiteiten volgen elkaar in
recordtempo op. Maar, zo ontdekt hij, er is niet enkel kommer en kwel in de
wereld, ook de ware liefde kan er gevonden worden – en ook weer kwijtgespeeld.
Om maar meteen met de deur in huis te vallen:
een nieuwe Irving is hier niet geboren. De combinatie van groteske humor en
tragiek (en, niet te vergeten, de aanwezigheid van een beer als een van de
personages) mag dan wel even aan de grootmeester doen denken, maar daar blijft
het dan ook bij. Het veelvuldig gebruik van woorden als ‘kak’, ‘stront’,
‘kots’, ‘vuile knapenreet’ en dergelijke doen me eerder denken aan Herman
Brusselmans, maar de eerlijkheid gebiedt mij om toe te geven dat ik niet echt
kan vergelijken, omdat ik nooit verder dan een paar hoofdstukken in een
Brusselmans geraakt ben. De schrijfstijl vraagt wat gewenning. Peeters begint
vaak een zin, om dan beschrijvingen, dialogen, geluidsnabootsingen, gedachten
en bedenkingen aaneen te rijgen, zodat je vaak zinnen van een hele bladzijde of
langer voorgeschoteld krijgt. Het minste dat je kunt zeggen, is dat dit een
bevreemdende leeservaring is.
Een heel grappige roman (hoewel die overdreven
vuilbekkerij voor mij niet hoeft), en bij momenten zelfs waarlijk ontroerend, maar
ik ben er voor mezelf nog niet echt uit of ik dit nu een geweldig boek vind, of
een wansmakelijk gedrocht. Of misschien hou ik gewoon stiekem wel van
wansmakelijke gedrochten…
Marnix
Peeters: De dag dat we Andy zijn arm afzaagden. Amsterdam, Prometheus, 2014,
280 blz.
Oorspr.
uitgave: 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten